
Hoe de frequentie van "royal cubits" bestuderen?
Delen
Om na te gaan of de zogenoemde "Royal Cubit" (een ring of ander element met een omtrek die overeenkomt met de koninklijke cubit) daadwerkelijk "resoneert" op de beweerde frequentie (meestal rond 144 MHz), kun je verschillende meetmethoden uit de radio- en hoogfrequentelektronica toepassen. Hieronder enkele methoden en tips.
Gebruik van een antenne-analyzer
- Apparatuur:
- Ideaal is een antenne-analyzer die het VHF-bereik dekt (bijv. tot 200–300 MHz).
- Bekende modellen (zoals mini-VNA, NanoVNA, RigExpert, enz.) laten je de staande-golfverhouding (SWR) en de reflectieparameter (S11) meten over een ingestelde frequentieband.
- Aansluiting:
- Als je een draadring hebt van de "Royal Cubit"-lengte, kun je proberen er een lus van te maken en deze via een kort stuk coax aan de analyzer-uitgang te koppelen. Zorg voor een goede verbinding (bijv. met een speciale houder of koppelingsprobe).
- Je kunt ook gebruikmaken van capacitieve of inductieve koppeling – d.w.z. de ring niet rechtstreeks aansluiten, maar deze dichtbij een spoel of meetlus van de analyzer plaatsen, zodat je de frequentie kunt waarnemen waar de transmissie inzakt (of waar het gereflecteerde signaal een piek heeft).
- Metingen:
- Scan het frequentiebereik van bijvoorbeeld 50 MHz tot 200 MHz en kijk waar in de S11-curve een duidelijke dip (minimum) optreedt (of een maximum in S21, bij een tweepuntsmeting).
- Als er rond 144 MHz een uitgesproken resonantiefrequentie is, zal die op de grafiek zichtbaar worden.
- Interpretatie van de resultaten:
- Als de ring duidelijk resoneert rond 144 MHz, zie je een uitgesproken minimum.
- Houd er echter rekening mee dat een "kale" ring meerdere resonanties kan vertonen (afhankelijk van de vorm, draaddiameter, contactkwaliteit en de omgeving).
Gebruik van een GDO (Grid Dip Oscillator)
- Apparatuur:
- Een klassieke GDO (tegenwoordig minder algemeen, maar nog wel bij radioamateurs te vinden).
- Werking:
- Het apparaat genereert een RF-signaal over een breed bereik en meet de "dip" in de roosterstroom (bij oudere buizenvarianten) of een vergelijkbaar effect in transistorversies, wanneer de testkring in resonantie komt met het uitgezonden signaal.
- Meetprocedure:
- Plaats de ("Royal Cubit")-ring bij de spoel van de GDO.
- Doorzoek het frequentiebereik van pakweg 100–200 MHz en houd in de gaten of de wijzer (de ingebouwde meter van de GDO) een duidelijke dip vertoont.
- Noteer de frequentie (of de benaderde waarde van de schaal) op dat punt.
- Voordelen en beperkingen:
- Deze methode is eenvoudig, maar vraagt wat ervaring – de afstand tussen de GDO-sonde en het testobject is cruciaal voor een betrouwbare meting.
- De nauwkeurigheid van de aflezing hangt af van de kwaliteit en kalibratie van de GDO.
Gebruik van een signaalgenerator en veldsterktemeter
- Apparatuur:
- Een RF-signaalgenerator die frequenties van ca. 100–200 MHz kan opwekken, met instelbaar vermogen.
- Een eenvoudige veldsterktemeter of zelfs een kleine ontvangstantenne gekoppeld aan een SDR (Software Defined Radio)-ontvanger.
- Procedure:
- Stel de generator in op een bepaalde frequentie en plaats de ring-cubit in de buurt (enkele centimeters tot decimeters).
- Varieer de frequentie rond 140–150 MHz en volg het signaalniveau in de veldsterktemeter.
- Zodra je de resonantiefrequentie benadert, kan het niveau dat de meter registreert (of de verzwakking in het signaal, afhankelijk van de configuratie) merkbaar veranderen.
- Nauwkeurigheid:
- Een meer "hands-on" methode waarbij je soms meerdere pogingen nodig hebt, maar waarmee je toch de resonantie in de verwachte band kunt opsporen.
Belangrijke aandachtspunten
- Omgevingsfactoren:
- De resonantie kan verschillen al naargelang je de ring in je hand houdt, op een tafel legt of bij metalen voorwerpen in de buurt plaatst.
- Hoe hoger de frequentie, hoe belangrijker deze invloeden worden.
- Nauwkeurigheid van de constructie:
- De resonantiefrequentie is mede afhankelijk van de draaddiameter of -doorsnede.
- Ook de kwaliteit van de verbinding (als de ring gesoldeerd is) en eventuele oxidelaag spelen een rol.
- De werkelijke resonantie kan iets afwijken van de theoretische 144 MHz (bijv. 142 of 146 MHz).
- Meting vs. "energetische theorie":
- In esoterische of wichelroedecontext is 144 MHz vaak gebaseerd op heilige geometrie of "kosmische harmonie."
- Bij puur fysische meting kan de resonantie eerder rond 140 of 150 MHz liggen.
- De resonantie kan ook zwak zijn als de ring niet exact de juiste afmetingen heeft of niet als klassieke resonantiekring wordt ingezet.
- Herhaalbaarheid:
- Om betrouwbare resultaten te krijgen, meet je het beste onder dezelfde omstandigheden (identieke positie van de ring, dezelfde afstand tot het apparaat, enz.).
Samenvatting
De meest eenvoudige en nauwkeurige manier is om een antenne-analyzer of VNA (Vector Network Analyzer) te gebruiken, waarmee je duidelijk kunt zien bij welke frequentie er een dip of piek optreedt die op resonantie wijst.
- GDO (Grid Dip Oscillator): Een traditioneel radioamateurinstrument – vrij gemakkelijk te hanteren, maar minder accuraat dan moderne analyzers.
- Generator + probe: Een bruikbare benadering, al is die meer "handmatig" en minder "automatisch."
Vergeet niet dat het lastig kan zijn om exact 144 MHz als "zuivere" resonantie te krijgen. Een paar MHz verschil is heel normaal, afhankelijk van de precisie van de ring en de meetomgeving.
Wil je zeker weten dat jouw "Royal Cubit" op een bepaalde frequentie resoneert, zoek dan iemand (bijv. een radioamateur of HF-elektronicus) die de juiste meetapparatuur heeft. Een korte meetsessie met een analyzer geeft je onomstotelijk duidelijkheid over de feitelijke resonantiefrequentie.